N.a.v. de laatste aangepaste sheets heb ik een vraag. In de berekening van poeren en consoles (gedrongen constructies) blijkt nu dat we veel meer beugels moeten toepassen. Dit is het gevolg van de detailleringseisen van de beugels bij balken. Geldt dit ook voor gedrongen liggers? In de norm staan deze detailleringseisen namelijk alleen bij balken en niet bij de gedrongen liggers. In artikel 5.3.1 staat ook: (3) Een balk is een element waarvan de overspanning niet kleiner is dan driemaal de totale hoogte van de doorsnede. In andere gevallen behoort deze te zijn beschouwd als een gedrongen ligger.
Wat is de achterliggende gedachte van deze aanpassing?
-Antwoord:
bij balken en poeren berekend met staafwerkmodellen zijn er geen dwarskrachtbeugels nodig en gelden dus de detailleringsregels ook niet
bij balken berekend met buigtheorie zijn er twee mogelijkheden: de balk is gedrongen of niet.
Is hij gedrongen dan wordt de buigwapening berekend met een z die afhankelijk is van hoogte en overspanning. Is hij niet gedrongen dan volgt de normale wapeningsberekening met de bekende vierkantsvergelijking
de dwarskracht wordt in beide gevallen gereduceerd met de factor beta. Bij gedrongen is beta maximaal 0.25. bij niet gedrongen is beta meestal groter dan 0.25 maar kleiner dan 1
Heb je dwarskrachtbeugels nodig en dat kan bij gedrongen balken ook het geval zijn, dan moet je rekening houden met de detailleringsregels van dwarskrachtbeugels. Gedrongen of niet, dat heeft er dan niets mee te maken
heb je geen beugels nodig, dan gelden alleen de praktisch eisen van montagebeugels
dat je in bepaalde gevallen meer dwarskrachtbeugels toe moet passen is een consequentie van de uniforme regels van de eurocode. Je kunt nog wel een beetje spelen met de helling van de drukdiagonaal
Met vriendelijke groet
QEC-spreadsheets
Jan van Swaay
« Go back
Powered by Help Desk Software HESK, brought to you by SysAid